FNRS 90 jaar

Henk Paanen (101): “Lijsen zei: je bent achter in het boek begonnen!”

Het gebeurt je niet elke dag, dat je een 101-jarige mag interviewen. Mij valt de eer te beurt en ik vind het bijzonder. Cato den Toom gaat mee. Ze kent Henk Paanen, die sinds kort in een verzorgingstehuis te Amstelveen woont, al lange tijd. Op een mooie zomerdag in juli 2018 ontmoeten we hem in onze zoektocht naar mensen, die Hendrik Jan Lijsen, een van de twee oprichters van de FNRS, persoonlijk hebben gekend. ”Eigenlijk was het niets bijzonders”, zo stelt hij. Het lijkt zijn levensmotto want in ons gesprek komen deze woorden herhaaldelijk terug.

Profielfoto van Demi Uijtewaal
Demi Uijtewaal
29 oktober 2021 | 3 minuten lezen

De begroeting is allerhartelijkst. Het landelijke ochtendblad wordt direct terzijde gelegd. Meteen wil Paanen van wal steken, maar daar steekt Cato een stokje voor. Eerst is er een presentje voor onze gastheer als dank voor de ontvangst en de bereidwillige medewerking. Cato’s flesje ‘Ketel 1’ is een schot in de roos. “Wat lief”, reageert hij en hij tuit z’n lippen op een wijze, die moeilijk anders is te interpreteren als lichtelijk ondeugend. Als Cato voorstelt koffie te halen, vindt Henk zichzelf een slechte gastheer en roept hij haar toe: “Zet het op mijn rekening”. Ja, de 101-jarige mag dan rolstoel gebonden zijn (“Mijn benen willen niet meer”), verder is hij nog goed bij de tijd, baalt ervan nu in een zorgcentrum te moeten zitten, maar geeft vervolgens hoog op over de kwaliteit van zorg. Paanen was, zo biecht hij op, een vlotte en makkelijke prater en dat kwam hem in zijn arbeidzaam leven goed van pas. Nog steeds is hij een goedlachse verteller al laat zijn geheugen hem af en toe in de steek. Maar neem dat de man op zijn leeftijd eens kwalijk…

Transportbedrijf

Henk aanschouwde in 1917 het levenslicht als zoon van de eigenaar van een transportbedrijf aan de Zeeburgerdijk in Amsterdam. Het vervoer ging per paard en wagen en het bedrijf was gespecialiseerd in het vervoer van vlees naar alle Amsterdamse slagers. Henk: “Als kind was ik al geïnteresseerd in paarden. Hoe reageren ze? Hoe leer je ze eenvoudige trucs? Het waren paarden die overdag voor de wagen liepen, koudbloeden, bepaald geen prentenboeken. Toen ik wat ouder werd en voor het bedrijf ging rijden ging ik ’s avonds met mijn paard aan de gang. Ik had schik in het africhten, maar deed dat wel op mijn manier, zocht zelf naar oplossingen. Ik probeerde maar wat. Ik leerde ze ja en nee zeggen. Ik kon de Spaanse pas laten zien. In drie maanden tijd flanste ik een circusnummer in elkaar en de mensen vonden het geweldig. Rijkunstig stelde het allemaal niets voor, maar ik was wel consequent en aan wreedheden hadden we een broertje dood. En als het paard iets goed deed, beloonde ik het en stopte ik direct”.

Autoriteit

“In de vooroorlogse jaren ontstonden landelijke rijverenigingen zoals die in Hoofddorp waar Lijsen instructeur was, en in Halfweg. Lijsen deed dat in zijn vrije tijd want hij zat ‘in de tabak’. Ik herinner me hem als een autoriteit. Hij gaf les aan de politie, schreef boeken over paardrijden en ‘stukkies’ over paarden in ‘De Telegraaf’. Ik leerde Van Leer kennen van de Hollandse Manege waarvoor ik ‘dingetjes’ deed. In die tijd waren paardenshows in circussen gewild. Mannen als Van Os en Richardson werkten met paarden in circussen en kochten circusnummers op. Lijsen bracht uit vrees voor de Duitsers in de oorlog een circus via Portugal naar de Verenigde Staten. De oorlog brak uit en ik moest naar de Grebbeberg. Toen ik er aankwam waren de vijandelijkheden gestaakt en had het leger zich overgegeven. Eenmaal in de oorlog gebeurde er niet zoveel omdat er nu eenmaal allerlei zaken vervoerd moesten worden. Ook de circussen gingen door. Zo werkte de beroemde cabaretier Willy Alfredo bij Circus Santarino en Lijsen had bij dat circus een paardennummer. In de jaren 1942/1943 leerde ik Lijsen beter kennen; hij was toen volgens mij al achter in de vijftig. Ik kon wel goed met ‘m opschieten, al vond ik ‘m als jong ventje in die tijd ook eigenwijs en zocht ik conflicten. Ik dacht: die man weet er niets van. Dat zegt natuurlijk meer over mij dan over hem. Ik wilde ook wel in circussen optreden en liet hem zien welke kunstjes ik met paarden uithaalde. Zo had ik het circusnummer ‘groot en klein’ bedacht met mijn zwarte paard en een zwarte pony, die onder het paard paste. Dat er weinig rijkunst aan te pas kwam bleek wel toen Lijsen kritisch opmerkte: “Paanen, je bent achter in het boek begonnen”.

Paarden exit

Na de oorlog veranderde de rol van het paard in de maatschappij drastisch. Met paarden was geen droog brood meer te verdienen. Met opgekochte en opgelapte legertrucks zette Paanen het transportbedrijf van zijn vader voort. De paardenkrachten kwamen nu van onder de motorkap. Van een tweede leven met paarden is het niet meer gekomen. Paanen sloeg zijn vleugels uit en verdiende een naar zijn zeggen stevige boterham met het directeurschap van een internationaal opererend transportbemiddelingsbureau, dat zijn domicilie had in Stuttgart. Hij raakte verslingerd aan de judosport en schopte het zelfs tot chef d’équipe van de nationale ploeg, die in die jaren met kanjers als Anton Geesink en Wim Ruska furore maakte tot op het hoogste Olympische niveau aan toe. Hij is erelid van deze bond, die hem niet vergeten is en nog geregeld van zich laat horen.

Niets bijzonders

We nemen afscheid. Nog voor we de binnenplaats van het zorgcentrum hebben verlaten is Henk Paanen al weer verdiept in zijn dagblad. Enkele weken later noopt de warme zomer van 2018 tot het instellen van het Nationaal Hitteplan. Het NOS Journaal interviewt mensen in een zorgcentrum. Ineens is Henk Paanen, vrolijk lachend, in beeld. “We worden goed verzorgd. Eigenlijk is het niets bijzonders…”.

Henk Paanen is op 1 augustus 2020 overleden op de leeftijd van 102 jaar.